Examen

Training


Signaalwoorden/alineafuncties en -verbanden

Signaalwoorden geven een signaal dat er een bepaald verband bestaat tussen zinnen of delen van zinnen, maar ook tussen alinea's.

Uit het signaalwoord zelf kun je al het zins- of alineaverband opmaken.

Een voorbeeld van een signaalwoord is 'maar'. Als iemand dat woord (goed) gebruikt, weet je dat er sprake is van een tegenstelling, want dat is de signaalfunctie die 'maar' heeft.

Het examen verliep wel goed, maar er ging soms ook wel wat fout.

Signaalwoorden geven ook aan wat de functie van een stuk tekst of een alinea is. De functie van een alinea kan het geven van een tegenstelling zijn. In die alinea vind je dan meestal ook een tegenstellend signaalwoord
.

Als er dus in de tekst een vraag staat over een tegenstelling, ga je op zoek naar het woord "maar"

(Oefeningen klik hier )


Uitleg en oefeningen klik hier