(1) Als je ’s morgens binnenstapt, is het licht koel wit van kleur op de afdeling oncologie van het Utrechts Medisch Centrum (UMC). Tegen een uur of elf wordt de verlichting feller en warmer van kleur en wie ’s avonds de deur uit stapt, laat de afdeling achter ineen nauwelijks waarneembaar vleugje rood. “Met deze verlichtingsproef proberen we daglicht te simuleren”, legt projectleider Christiaan Rense uit. “De patiënten liggen aan het raam, die krijgen wel voldoende licht. Maar het personeel, dat vooral over de gangenloopt of ’s nachts werkt, krijgt binnen niet genoeg licht.” Dat zou volgens het UMC wel eens de oorzaak kunnen zijn van het hoge ziekteverzuim in de verpleging.
Daarom onderzoekt het UMC samen met een lichtfabrikant en een aantal arbodiensten of daglichtlampen het ziekteverzuim zouden kunnen terugdringen. Bij de proef is de gewone tl verlichting daarom vervangen door een set van verschillende tl-buizen: een paar met een warmere witte kleur, en een paar met een koelere blauwe kleur. Gedurende de dag spelen de buizen onafhankelijk van elkaar met de lichtsterkte, waardoor de intensiteit en kleur van het licht veranderen. Dit alles om het natuurlijke daglicht na te bootsen. De resultaten van het experiment zijn pas eind dit jaar bekend. Wel viel het Rense op dat toen personeelsleden tijdens een verbouwing op een andere afdeling moesten werken, ze zo snel mogelijk weer terug wilden: op de ze afdeling werken blijkt veel prettiger.
Niemand wist tot voor kort waarom licht onze stemming positief beïnvloedt en waarom lichttherapie gunstig werkt bij depressieve klachten. Inmiddels beginnen we een idee te krijgen waarom licht zo’n verkwikkende werking heeft. Het antwoord werd begin jaren zeventig bij toeval ontdekt – verrassend genoeg bij blinden. Mensen die na een ongeluk blind werden, functioneerden over het algemeen prima. Pas wanneer hun beschadigde oog om esthetische redenen werd vervangen door een glazen oog, ging het mis: ze sliepen slecht en raakten volledig ontregeld.
“Duidelijk was dat licht meer met het oog deed dan alleen dingen zichtbaar maken. Licht had kennelijk ook invloed op ons gevoel, ons welbevinden, onze energie en productiviteit,” vertelt Wout van Bommel, hoogleraar verlichtingskunde en lichtdeskundige bij Philips Lighting. “Dus moest er iets in het oog zitten wat iets in onze hersenen regelt en stimuleert.” Het zou echter nog dertig jaar duren voor dat ‘iets’ gevonden werd. Pas in 2002 kwam de grote doorbraak: naast de staafjes en de kegeltjes op het netvlies, die kleuren en omtrekken waarnemen, werd een derde type lichtgevoelige cel ontdekt. Van Bommel: “Deze cellen vangen licht op en geven dat door aan de hypofyse, een orgaantje in de hersenen dat de aanmaak van hormonen regelt.”
Daglicht heeft invloed op de productie van twee hormonen die het dag nachtritme bepalen: het stresshormoon cortisol en het slaaphormoon melatonine. Hoe meer daglicht de netvliescellen opvangen, hoe meer de aanmaak van het slaaphormoon onderdrukt wordt. Van Bommel: “En hoe sterker de aanmaak van melatonine overdag onderdrukt wordt, hoe meer er vrijkomt in de nacht. Van het slaaphormoon worden we slaperig. Kortom: wie over
dag voldoende licht binnenkrijgt, zal ’s nachts heerlijk slapen.”
Maar krijgen we wel de juiste hoeveelheid licht? In de zomer zit het wel snor: op een zonnige dag valt er zo’n 95 honderdduizend lux1) op het netvlies. Op een bewolkte dag twintigduizend. Maar wie in de winter naar kantoor gaat, stapt in het donker in de auto, zit acht uur lang binnen onder tl-buizen van slechts vijfhonderd lux, en vertrekt rond een uur of vijf wanneer het weer donker is. Dat betekent veel te weinig licht om alert, productief en vrolijk te blijven en ’s nachts diep te kunnen slapen. Maar van een verlichtingssterkte vergelijkbaar met daglicht zouden de energierekeningen de pan uitrijzen.
In het UMC hebben ze het anders opgelost. “Bij nabootsen van daglicht is niet alleen de intensiteit van belang, maar ook de kleuren tellen mee,” legt Christiaan Rense van Medilux uit. “Blauw licht onderdrukt de aanmaak van het slaaphormoon, rood licht wekt het op. Dat gebeurt ook buiten. ’s Avonds wordt het licht roodachtiger; dan ga je ontspannen. Overdag is het geel-blauw.” In de gangen van de afdeling oncologie is het hetzelfde. “Met het blote oog zie je het niet, maar het lichaam merkt het wel,” aldus Rense.
De lichtinstallatie van het UMC 125 volgt deze veranderingen in het daglicht maar liefst drie keer per 24 uur, zodat de verpleegkundigen in alle drie de diensten het volledige verloop van het gewone daglicht meekrijgen. Ren se: “Aan het eind van een avonddienst
moeten mensen rapporten schrijven voor de overdracht. Met het koel-frisse, witte licht voelen ze zich daarbij een stuk fitter. Vervolgens krijgen ze nog wat rood licht voordat ze het donker in stappen, zodat de ontspanningkan beginnen.”
De huidige norm voor verlichtingssterkte op het werk is alleen gebaseerd op de vraag of je voldoende kunt zien. Nu er meer bekend is over de invloed van licht op de hormoonproductie, moet die norm voor binnenlicht worden bijgesteld, adviseert hoogleraar Van Bommel. “De mens heeft tot 200 jaar geleden altijd buiten gewerkt. Dat we dat de afgelopen twee eeuwen in de kantoren en fabrieken over het hoofd hebben gezien, heeft waarschijnlijk veel problemen veroorzaakt. Bij koel wit licht op kantoor van achthonderd lux zal de mens zich een stuk beter voelen dan bij het gebruikelijke, slappe, gele licht van 500 lux.”
Naar een artikel van Anouk van Wechem,
Psychologie Magazine, november 2007