Het voltooid deelwoord

 

 Het voltooid deelwoord begint meestal me GE. Om het voltooid deelwoord te maken heb je ook altijd een ander werkwoord nodig, namelijk een vorm van worden of zijn.

 

Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden gaat altijd uit op ‑n:

 

rijden ‑ ik heb gereden.

nemen ‑ ik heb genomen.

 

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden gaat uit op ‑d of ‑t. We schrij­ven d als de onvoltooid verleden tijd uitgaat op ‑de en t als de onvoltooid verle­den tijd uitgaat op ‑te.

 

hopen ‑ hoopte ‑ gehoopt.

krassen ‑ kraste ‑ gekrast.

leven ‑ leefde ‑ geleefd.

verhuizen ‑ verhuisde ‑ verhuisd.

 

 

Er zijn ook een aantal werkwoorden zonder GE

Hij heeft de hts doorlopen, veel ellende doorstaan, het ongeluk overleefd, de rekening voldaan.

 

Vergelijk: Ik ben doorgelopen, heb de les overgeschreven, de bak volgegooid.

Let ook op: veranderd, verwacht, vermaakt,

 
maak oefening w20   w21  w22  w23
naar de totaaloefeningen