1 De kandidaten worden in zes vakken (examineren)
2 Het boek is prachtig (illustreren)
3 De verdachte had verschillende inbraken (plegen)
4 De fruitoogst heeft die van het vorige jaar verre (overtreffen)
5 De baron heeft het landgoed van zijn vader (erven)
6 De commissie heeft een uitvoerig advies aan de minister (sturen)
7 Het heeft mij niet dat Jan is (verbazen)(zakken)
8 Hij heeft zich nooit (inspannen)..
9 De elektricien heeft de elektrische leiding (repareren)
10 De zangeres werd lang durig (toejuichen)
11 Heb je je schoenen wel (poetsen)...?
12 Ze heeft het geheim niet (verklappen).
13 Na de pauze is de beroemde goochelaar (optreden).
14 Koffie wordt vooral uit Brazilië (importeren)
15 Er werd op de deur (bonzen)
16 De inspecteur wordt binnenkort (pensioneren)
17 De gemeente heeft de grond voor de woningbouw (onteigenen) .
18 Thee werd door de Chinezen als een geneeskrachtige drank (beschouwen)
19 De verkeersregels zijn ingrijpend (veranderen)
20 Aan veertig werknemers van de fabriek is ontslag (aanzeggen) .
21 Tijdens de reis van de president werden de veiligheidsmaatregelen (verscherpen)