ww jij ik 2

Invuloefening

Vul in:
W.5
Schrijf over en vul in. Zet haakjes om het onderwerp en om het werkwoord. Als je hetzelfde is als jij, dan moet je jij opschrijven. Als je hetzelfde is als jouw, schrijf je jouw op.

1. Ik moe van al dat gezanik. (worden)
2. Wat jij later? (worden)
3. Wat ik later , weet ik nog niet. (worden)
4. Misschien ik piloot. (worden)
5. Weet je wat mijn oudste broer ? (worden)
6. Jij advocaat. (worden)
7. je niet boos, als die vraag je iedere dag gesteld ? (Worden) (worden)
8. Welnee, ik nooit boos. (worden)
9 Waarom ik altijd geplaagd? (worden)
10 Ik het niet aardig van je. (vinden)
11 jij dat nu aardig? (Vinden)
12 Vraagt hij of ik het boek mooi ? (vinden)
13 Ik er niets aan. (vinden)
14 Wat doe je, als je een portemonnee ? (vinden)
15 Hoe je de nieuwe leraar? (vinden)
16 Ik hem heel aardig. (vinden)
17 Ja, ik het best? (vinden)
18 Ik hoop dat je je boek (vinden)