w8

Invuloefening

Vul in:
1 De kachel niet goed. (branden)
2 Ik van verlangen om het nieuws te horen. (branden)
3 Kom niet aan de kachel, anders je je vingers. (branden)
4 er iets aan? (Branden)
5 Ja, de soep aan. (branden)
6 Pas op, je niet! (branden)
7 De kaars (branden)
8 Ik mijn schaatsen onder. (binden)
9 je even een touwtje om dit pak? (Binden)
10 Wie waagt, die (winnen)
11 Ik mijn horloge op. (winden)
12 Waarom je je altijd zo op? (winden)
13 De aanhouder (winnen)
14 Mijn vader zich nooit op. (winden)
15 Je er niets mee, je ook niet?(winnen)(vinden)
16 Hij altijd precies wat hij ervan (vinden)........(zeggen)
17 De patiënt veel pijn. (lijden)
18 Je me niet zo gemakkelijk om de tuin.(leiden)
19 je nog steeds aan hoofdpijn? (Lijden)
20 Een groot deel van de mensheid iedere dag honger. (lijden)
21 Een Zweedse scheidsrechter de wedstrijd. (leiden).
22 Deze weg naar het dorp.(leiden)