Poster 2
Posterwoorden 3
1. beschikken over = hebben, kunnen gebruiken
P Leerlingen die thuis niet over een tekstverwerker beschikken, mogen in het computerlokaal werken.
E Beschik jij over een fiets die je mee kunt nemen op werkweek?
2. dankzij = door
P Dankzij de operatie kan de gewonde soldaat nu weer lopen.
E Dankzij een snelle actie van de brandweer, kon het huis nog geblust worden.
3. enz. (enzovoorts) = en nog meer van die dingen
P In de kantine kun je alles krijgen: fruit, snoep, broodjes, enz.
E Die popster maakt cd’s, video’s, enz.
4. rechtstreeks = zonder omweg
P Ik ga niet met een omweg naar huis. Ik ga rechtstreeks.
E De patiënt ging rechtstreeks van het vliegveld naar het ziekenhuis.
5. via = langs, door
P Als je met de trein van Nederland naar Duitsland gaat, ga je via Emmerich of Venlo.
E Geluid kan via muren en vloeren een huis binnenkomen.
6. het signaal = het teken
P De lichten gingen uit. Dit was het signaal dat de film zou beginnen.
E Dit alarm geeft een signaal als een inbreker je huis binnen wil komen.
7. ontwerpen = iets bedenken en tekenen
P Sylvia ontwerpt prachtige jurken. Ze tekent het model voor de jurk helemaal zelf.
E Alies is architect. Zij ontwerpt gebouwen.
8. verantwoordelijk zijn = moeten zorgen dat iets goed gaat
P Een dokter is verantwoordelijk voor zijn patiënten. Hij moet goed op hun gezondheid letten.
E Je bent er zelf verantwoordelijk voor dat je je huiswerk maakt.
9. afhangen van = alleen gebeuren als iets anders gebeurt
P Of je mee mag op werkweek, hang af van je rapport. Als het niet goed is, blijf je thuis.
E Saïds humeur hangt af van het weer: als de zon schijnt is hij vrolijk, anders is hij chagrijnig.
10. aangenaam = fijn, prettig
P Het water in het zwembad had een aangename temperatuur. Het was niet te warm en niet te koud.
E Met deze hitte is het in de schaduw veel aangenamer dan in de zon.