Poster 16
1. uitsluitend = alleen maar
P Je mag uitsluitend aan de rand van de stad parkeren, dus niet in het centrum
E De leerlingen mogen uitsluitend in de pauzes in de kantine zijn.
2. bereikbaar zijn = ergens bij kunnen komen
P Die plaats is alleen met de auto bereikbaar. Met het openbaar vervoer kun je er niet komen.
E Dat eiland is alleen met laag water lopend bereikbaar, anders heb je een boot nodig.
3. intensief = als je ergens veel tijd en aandacht aan geeft
P Saïd is zo intensief met voetballen bezig, dat hij nergens anders meer aan denkt.
E Die vriendinnen hebben een intensief contact. Ze bellen elkaar elke dag.
4. m.b.v. = met (met behulp van)
P M.b.v. een thermometer kun je zien hoe warm het buiten is.
E M.b.v. dit antwoordstrookje kunt u zich aanmelden voor de cursus.
5. nauwelijks = bijna geen/niet
P Het was niet druk in de stad. Er waren nauwelijks mensen.
E In dat kleine dorpje zijn nauwelijks winkels.
6. voorzien zijn van = hebben
P Ben jij al voorzien van pen en papier voor de speurtocht? Nee, ik heb nog niets gekregen.
E Deze camping is voorzien van een zwembad, een supermarkt en een restaurant.
7. bewust = als je heel goed weet wat je doet
P De jongen die in de metro betrapt werd zonder kaartje, gaf bewust een verkeerd adres op.
E De dood van zijn grootouders heeft Henk-Jan niet bewust meegemaakt. Hij was toen nog veel te klein.
8. elders = ergens anders
P Is meneer De Vries hier? Nee, die zit elders in het gebouw.
E Het is verboden hier te kamperen. U moet uw tent elders opzetten.
9. diverse = verschillende
P Er zijn heir diverse mogelijkheden om te sporten. Je kunt voetballen, basketballen of badminton spelen.
E Na deze school kun je kiezen uit diverse vervolgopleidingen.
10. de opvatting = de mening
P Wat is jouw opvatting over dat toneelstuk? Ik vind het saai.
E De leraar vroeg de leerlingen naar hun opvatting over de bomaanslag