Poster 12
1. het onderdeel = het stukje
P Murat hoeft niet het hele werkstuk te maken. Hij maakt er maar een onderdeel van.
E Hoeveel onderdelen heeft een tafel?
2. vanzelfsprekend = iedereen snapt dat het zo is
P Het is vanzelfsprekend dat ik je straks even wegbreng; je gaat toch niet in je eentje door het donker?
E Dat je niet mag praten onder een proefwerk is vanzelfsprekend.
3. blz. = bladzijde
P Op blz. 18 van de handleiding staat hoe u de video kunt programmeren.
E Meer informatie over de treinverbindingen kunt u vinden op blz. 58.
4. stimuleren = aanmoedigen om iets te doen
P De leraren stimuleren de leerlingen om meer te sporten. Daarbij geven ze zelf het goede voorbeeld.
E Die man heeft mij gestimuleerd om meer boeken te lezen.
5. risico lopen = de kans hebben dat iets fout gaat
P Als je geen goede zonnebrandcrème gebruikt, loop je het risico te verbranden.
E Heb jij wel eens een groot risico gelopen?
6. beïnvloeden = zorgen dat iets gebeurt zoals jij wilt
P De regering wil de mensen beïnvloeden om de auto minder te gebruiken. Daarom wordt de benzine duurder.
E Je moet je niet altijd laten beïnvloeden door anderen. Doe gewoon wat jij denkt dat goed is!
7. reageren = iets terugdoen of terugzeggen
P Als iemand een grapje maakt, moet je niet zo boos reageren!
E Sommige mensen zijn allergisch voor honden en katten. Ze reageren op die dieren door te niezen.
8. nuttig = handig, je hebt er wat aan
P Dat is zo’n nuttig apparaatje! Je kunt er van alles mee doen.
E Sommige bacteriën in je lichaam zijn heel nuttig. Als ze er niet zouden zijn, zou je ziek worden.
9. het verschijnsel = iets wat gebeurt
P Het is niet raar dat het hier vaak onweert. Dat is in dit gebied een normaal verschijnsel.
E Wat voor verschijnsel heeft iemand met griep?
10. vermelden = noemen of opschrijven
P Sacha vergat haar adres te vermelden op haar sollicitatiebrief, dus ze kreeg geen antwoord.
E De fabriek moet op de verpakking van sommige schoonmaakmiddelen vermelden dat ze giftig zijn.