Poster 11


1. beperken = verminderen
P       Alito moet het aantal keren dat hij uitgaat beperken. Hij mag nog maar één keer per week in plaats van drie keer.
E       Kun je het lawaai van je walkman niet een beetje beperken.

2. i.v.m. = door (in verband met)
P       I.v.m. een sterfgeval is de winkel vandaag gesloten.
E       De wedstrijd wordt afgelast i.v.m. het slechte weer.

3. veroorzaken = laten gebeuren, tot gevolg hebben
P       De ontploffing van het huis veroorzaakte een grote stofwolk.
E       Bacteriën kunnen een voedselvergiftiging veroorzaken.

4. grondig = heel goed
P       De leraar bekeek het proefwerk van de leerling grondig; hij was er wel een half uur mee bezig.
E       Als je eten gaat koken, moet je het aanrecht grondig schoonmaken.

5. aanbrengen = ergens op doen
P       Je moet de pleister op een droge huid aanbrengen, anders laat hij gelijk weer los.
E       Wat voor spullen heb je nodig om tegels op de muur aan te brengen?

6. aanpassen = iets voor een bepaald doel geschikt maken, veranderen
P       Als het regent passen we het programma aan, dan wordt het feest binnen gegeven.
E       Heb jij je wel ergens aan aan moeten passen?

7. bevorderen = zorgen dat iets beter gaat
P       De regering wil het gebruik van het openbaar vervoer bevorderen door de treinkaartjes goedkoper te maken.
E       Hard leren voor dat proefwerk bevordert je kans op een goed cijfer.

8. betrekking = te maken hebben met hebben op
P       Deze vraag heeft betrekking op tekst 6 en niet op tekst 4!
E       Mijn opmerking heeft geen betrekking op jou.

9. het effect = het gevolg, het resultaat
P       Het effect van te laat komen is dat je je de volgende dag om kwart voor acht moet melden.
E       Te veel zon heeft een slecht effect op je huid. Die droogt dan sneller uit.

10. de combinatie = het samengaan van twee dingen of personen
P       Zuurkool met fruit is een heerlijke combinatie.
E       Dit pakje is een combinatie van een oude jurk en een nieuwe blouse.